Zienswijze Raam uit Wijffelterbroek. Bocholterbeek !

Aan Burgemeester en Wethouders van Gemeente Weert,

Tevens t.a.v. de Gemeenteraad van Weert

Betreft zienswijze Ontwerp bestemmingsplan ‘Wijffelterbroekdijk – Omlegging Raam’ 

met identificatienummer NL.IMRO.0988.PBOmleggingRaam-ON01.B&W voorstel 1119400, zaaknummer 1119398.https://www.ruimtelijkeplannen.nl/viewer/view?planidn=NL.IMRO.0988.BPOmleggingRaam-ON01

Geacht college

Bij deze dien ik een zienswijze in ten aanzien van bovenvermeld ontwerp bestemmingsplan. Deze zienswijze wordt ingediend mede namens de Ecologische Werkgroep Weert Zuid.

Leeswijzer: 

De punten van mijn zienswijze zal ik zoveel mogelijk in volgorde van de bij het plan behorende stukken naar voren brengen. De punten voor de zienswijze zijn in die volgorde genummerd. Aan het eind van de zienswijze zijn de punten samengevat in hoofdpunten en zijn er conclusies getrokken. Aan de hand hiervan wordt de eindconclusie getrokken.

T.a.v. het B&W Voorstel:

ad inleiding:

In de inleiding van het B&W voorstel worden een paar punten gesteld die minder juist of zelfs onjuist zijn.

Het voorliggende plan is níet ‘overkoepelend’, maar is slechts onderdeel van een overkoepelend plan.

Er wordt gesteld dat het verleggen van de Raam onderdeel uitmaakt van het overkoepelende (her)inrichtingsplan voor het Wijffelterbroek en de Vetpeel. Het woord ‘overkoepelend’ is hier niet op zijn plaats. Het voorliggende plan is slechts een onderdeel van het basisplan Wijffelterbroek – Kettingdijk – Smeetshof. Nagegaan moet kunnen worden in hoeverre voorliggend plan afgestemd is op het basisplan.

- Ter ondersteuning van dit standpunt kan verwezen worden naar blz. 31 van de ‘Toelichting’: “met betrekking tot de klimaatbuffers gaat het om de eerste ontwerpfase. De uiteindelijke inrichting wordt pas in een vervolgproject gerealiseerd”.

- Ook kan verwezen worden naar bijlage 4, waarin in de ‘Inleiding, H 1.1 ‘Aanleiding en doel’ op blz 1, wordt gesteld dat: “het met betrekking tot de klimaatbuffers gaat om de eerste stappen; de uiteindelijke inrichting kan pas in een vervolgproject worden gerealiseerd”.

- Op de laatste 2 bladzijden van Bijlage 4 van de Toelichting, het Hydrologisch modelonderzoek LW  RO, zijn enkele tekeningen opgenomen die afkomstig zijn uit voorafgaande meer omvattende plannen.

- Het basiswerk voor al de plannen is het plan van Bell Hullenaar 2011, Ecohydrologische Systeemanalyse Grensoverschrijdend Natuurgebied Wijffelterbroek-Kettingdijk-Smeetshof.

- In het ‘Herinrichtingsplan Raam Klimaatbuffer Wijffelterbroek en Vetpeel’, Kurstjens Ecologisch Adviesbureau, 8 juni 2017 (zie punt 18) is mogelijk de relatie tussen het voorliggende plan en het overkoepelende plan toegelicht.

---- 1a: Het verdient sterk aanbeveling om een daadwerkelijk overkoepelend plan in te voegen en uit te werken als de context van het voorliggende plan.

---- 1b: toevoegen aan de stukken: Bell Hullenaar 2011: Ecohydrologische Systeemanalyse Grensoverschrijdend Natuurgebied Wijffelterbroek-Kettingdijk-Smeetshof (evenals het herinrichtingsplan van Kurstjens, zie daarvoor punt 18)

---- 2: het woord ‘overkoepelend’ in de tekst van het ontwerp besluit laten vervallen.                                   

blz. 2:

Het Wijffelterbroek was een (doorstroom)moeras!

In de volgende zin wordt gesteld dat het Wijffelterbroek van oorsprong een ‘nat broekbos’ is. Dit is onjuist en in feite geschiedvervalsing. Het Wijffelterbroek is van oorsprong een moeras, meer specifiek een doorstroommoeras. In de Werkgroep Cultuurhistorie (2017, Bleumink)  is veel aandacht aan dit punt besteed. Op oude kaarten, zoals bv. op de Tranchot kaart, is dit ook goed te zien. Raadzaam in deze is bovendien, om de lijn van de terzake bijlage te volgen: In bijlage 4: LRWO Hydrologisch onderzoek, wordt het gebied omschreven als ‘voormalig doorstroommoeras’ (punt 1.1, blz 1)

---- 3a) : ‘nat broekbos’ vervangen door ‘moeras’ of, nog beter: ‘doorstroommoeras’.

Tracé Weerterbeek resp. Bocholterbeek is níet ‘buiten de contouren’ gehouden.

- Enkele zinnen verder wordt gesteld dat: “in het kader van onderhavig planvoornemen het tracé van de Weerterbeek buiten de contouren is gehouden ....” Dit is pertinent onjuist.

Uit de (ontwerp) Watervergunning (bijlage 3 van de Toelichting, blz. 11, figuur 1) valt op te maken dat het tracé van de Nieuwe Raam vanaf de aansluiting op de Lossing in België pal langs de Bocholterweg loopt. Dat betekent, dat de aansluiting in België precies daar komt te liggen waar nog steeds de fundamenten van het aquaduct van de Weerterbeek over het moeras in de (Belgische) Lossing te zien zijn. Of deze fundamenten tot in Nederlandse bodem doorlopen is niet bekend. Het is echter voor de hand liggend om ervan uit te gaan, dat er overblijfselen van de beek in Weerter grond zitten. De Nieuwe Raam is op deze archeologisch belangrijke plaats ingetekend; ze wordt dus zeker níet buiten de contouren gehouden. Daarbij moet er rekening mee gehouden worden dat er op deze plaats een zandvang gepland is (bijlage 4, hydrologie, blz 2 laatste bullet) die overigens niet in het ontwerp bestemmingsplan is aangevraagd.

---- 4: het bestemmingsplan moet zodanig worden aangepast dat het tracé van de Nieuwe Raam met zekerheid buiten de (vastgestelde) contouren van de Weerterbeek resp. Bocholterbeek gehouden wordt.

---- 5: duidelijkheid verschaffen over het al dan niet realiseren van een zandvang, en bij gebleken noodzakelijke realisering ervan deze plannen uitwerken als onderdeel van het voorliggende plan.

- Het tweede deel van de aangehaalde zin luidt: “.... en geen onderdeel uitmaakt van het klimaatbufferproject”. Ook dit is onjuist. Omdat de klimaatbuffer een veel groter gebied bestrijkt dan het voorliggende plan zal de loop van de Weerter- resp. Bocholterbeek ten alle tijde onderdeel uitmaken van het klimaatbufferproject (zie figuur 2 bijlage 3 Waterschap).

---- 6: ‘klimaatbuffer....’ daarom weggelaten; ‘project’ is voldoende (maar overbodig).

ad punt 1.1: De ontwikkeling past in ons beleid

De Raam wordt helemáál gedempt.

Het is niet juist dat de Raam ten opzichte van de huidige situatie “voor een deel van de bestaande beek gedempt zal worden”. Hij wordt namelijk helemaal gedempt! (zie bijlage 4, hydrologie, blz 2, 2e blok, 2e bullet, evenals blz 9 6e bullet enz.)

---- 7: ‘voor een deel’ weglaten.

Geen ecologische oevers voor een ecologische beek.

Er wordt gesteld dat ‘de nieuwe waterloop zal worden begeleid door spontane begroeiing’. Deze opmerking suggereert echter meer dan dat er waargemaakt wordt. Immers, de oevers van de Nieuwe Raam krijgen hetzelfde profiel als de huidige Raam. Dat wil zeggen: steile oevers. (zie Watervergunning bijlage 2 Memo blz 6 figuur 4). Steile oevers betekent: zo weinig mogelijk spontane begroeiing. Ecologische oevers daarentegen lopen vlakker af, bieden daardoor meer ruimte voor begroeiing, en zijn dientengevolge wél in overeenstemming met (de bedoeling van) de tekst.

---- 8: Opnemen bij de stukken: Bijlage 2 van de Watervergunning; de Memo

---- 9 : in de tekst van het voorstel opnemen dat de oevers ecologisch moeten zijn.

---- 10: dit in de ‘Toelichting’ bij het besluit uitwerken (zie punt 19)

blz 3:

ad punt 1.3: visie wate

‘Het Waterschap Limburg heeft ‘recent’ twee ontwerpbesluiten opgesteld”. ‘Recent’ is onjuist; dit is al ongeveer een jaar geleden gebeurd. Gangbaar is om de waterschapsvergunning en de omgevingsvergunning tegelijk aan te vragen.

---- 11. ‘recent’ weglaten.

ad punt 1.4: het project draagt bij aan het herstel van de cultuurhistorische waarden.

Beleefbaarheid Bocholterbeek beter niet vergraven.

Opgemerkt wordt in het B&W Voorstel dat “de uitvoering van dit project het beleefbaar maken van de Weerterbeek niet in de weg staat”. Aangezien de Weerterbeek resp. Bocholterbeek in de voorliggende plannen vergraven zullen worden tot Nieuwe Raam - ter plekke mogelijk zelfs met zandvang - is deze opmerking onjuist. Het project vernietigt de - mogelijke - beleefbaarheid rigoureus.

---- 12. Het bestemmingsplan zodanig aanpassen dat het beleefbaar maken van het traject van de Weerterbeek resp. Bocholterbeek niet gebaseerd is op loze woorden, maar op de nog steeds aanwezige relicten. Hetgeen betekent het bestemmingsplan aanpassen aan het voorliggende B&W Voorstel. 

T.a.v. de Toelichting: 

---- 3b): blz. 3: aanleiding en doel: t.a.v. ‘overkoepelend’: zie punten 1 en 2

---- 3c): blz. 7: ‘broekbos’: zie punt 3

---- 3d); blz. 8: ‘broekbos’: zie punt 3

---- blz. 24: 4.3 Ecologie:

ad punt 4.3.2: gebiedsbescherming (blz 25).

Hier wordt gesteld dat “het plangebied niet is gelegen binnen N2000 gebied”. Dit is echter slechts juist voor zover dit het Nederlandse gedeelte betreft van de Nieuwe Raam. De aansluiting op de Lossing vindt plaats op Belgisch grondgebied, alwaar dit gebied wél als Natura 2000 gebied is aangewezen. Voor de aansluiting op de Lossing zal het Nederlandse plan afhankelijk zijn van de bevindingen aan Belgische zijde. Vanwege deze afhankelijkheid zou het raadzaam zijn aandacht te besteden aan de vergunningverleningen aan Belgische kant, waaronder de N2000 vergunningverlening. 

---- 13: aanvulling op het plan met een schets van het plan op Belgisch grondgebied en de stand van zaken van de ontwikkelingen ten aanzien de vergunningverleningen aldaar, inclusief die t.a.v. N2000.

Natura 2000 gebieden kennen een externe werking. In dat kader moet gekeken worden naar de consequenties van ontwikkelingen op de soorten en de habitats van nabijgelegen N2000 gebieden (92/93/EEG 21 mei 1992, kortheidshalve de Natura 2000 wet, artikel 6 lid 3: kortheidshalve: ‘activiteiten buiten de gebieden mogen geen significante gevolgen hebben voor de soorten van een aangewezen gebied’.)

Bekend is in dat kader de stikstofproblematiek. Echter ook habitatverandering in de omgeving kan consequenties hebben op de soorten en de habitats van nabijgelegen N2000 gebieden. In dat kader had dan ook bij voorliggend plan gekeken moeten worden naar de consequenties voor de omliggende Natura 2000 gebieden. Dit is wel gebeurd voor de consequenties van stikstof, t.a.v. de soorten en de habitats is dit echter níet gebeurd. Dit zou alsnog moeten gebeuren; het hoort gewoon bij een goede onderbouwing van het plan. Omdat N2000 grensoverschrijdend van kracht is, had dit zowel voor de Nederlandse als voor de Belgische N2000 gebieden moeten gebeuren.

---- 14(a): toevoegen een aanvulling op het plan met: a) een overzicht van de nabijgelegen N2000 gebieden, b) hun soorten en hun habitats, en c) een eerste indruk van eventuele consequenties van het voorliggende plan hierop.

blz 4:

In de volgende alinea van punt 4.3.2. wordt gesteld, dat het bij de te dempen beek gaat om een “beek met algemeen ecologische functie (Beek AEF) en dat door het verleggen van de waterlopen “wordt getracht de bestaande aanwezige natuurtypen te behouden en te versterken, hetgeen betekent dat gepoogd wordt om de toekomstige situatie voor zowel natuur als landbouw te verbeteren”.

----Ten aanzien van het versterken van de natuur van de beek mag verwezen worden naar hetgeen bij punt 9 en 10 opgemerkt is over het aanbrengen ‘ecologische oevers’ i.p.v. steile oevers.

ad punt H 4.3.4: Soortenbescherming (blz. 27)

Hier wordt verwezen naar bijlage 1: ‘Aanvullend Ecologisch Onderzoek’, OmniVerde B.V. Dit onderzoek is aanvullend op een z.g. ‘Ecologische Quickscan’. Deze zit echter niet bij de stukken.

---- 15: toevoegen aan de stukken: Van der Linden & Puts: Ecologische Quickscan

In het Aanvullend Ecologisch Onderzoek werden onderzocht: verblijfplaatsen van vleermuizen, nesten van vogels en eekhoorn, vliegroute van vleermuizen, verspreiding van de bever, bosbeekjuffer en gevlekte glanslibel en de aanwezigheid van amfibieën en libellen in een poel. Niet duidelijk is echter waarom juist deze soorten wel onderzocht zijn, en waarom andere soorten niet. Mogelijk staat de uitleg hierover in de niet bijgevoegde ‘Ecologische Quickscan.

---- 14(b): Uit deze samenvatting wordt duidelijk dat (externe werking op) de Natura 2000 soorten van aanliggende N2000 gebieden niet onderwerp van onderzoek zijn geweest. Zodat we nogmaals verwijzen naar punt 14(a).

blz. 28 Toelichting: 4.4. Waterhuishouding:

ad punt H 4.4.2: Kenmerken van het watersysteem (blz 30)

De conclusies uit bijlage 4 ‘Resultaten hydrologisch modelonderzoek Wijffelterbroek en Vetpeel’, LWRO 30 juni 2017, worden in de ‘Toelichting’ kort weergegeven als conclusies, geordend via bullets. Voor het volledige onderzoeksrapport wordt verwezen naar bijl. 4.

Na eerst een tweetal bullets behandeld te hebben zullen wij onze op- en aanmerkingen op de bijlage behandelen. Verbeterpunten die wij van daaruit voorstellen kunnen opgenomen worden bij de bullets.

Onderste bullet blz. 30: “De demping van de Vetpeellossing en de Raam leidt tot een forse continue peilverhoging van ca. 1 mtr bovenstrooms van de Bocholterweg, met name bij het Hertenkamp. Hier worden maatregelen getroffen om overlast te voorkomen”.

Hierover kan opgemerkt worden dat de Hertenkamp aangekocht is door Stichting Ark en/of Vereniging Natuurmonumenten en inmiddels is opgeleverd. De stijging van het waterpeil zal door hen niet als overlast worden ervaren.

---- 16: De geschetste situatie corrigeren naar de huidige situatie, met daarop aansluitend de huidige verwachting van de mate van de te ervaren ‘overlast’ door de stijging van het waterpeil.

Bovenaan blz 31 staat dat “inundatie van het beekwater onvermijdelijk is bij extremen piekafvoeren, maar dat de effecten daarvan beperkt zijn door de peilopzet en de nog te verfijnen inrichting van de klimaatbuffer in het Wijffelterbroek.”

In het verleden heeft Bell Hullenaar (zie punt 1) hier al over opgemerkt dat inundatie met het vervuilde Lossingwater catastrofaal zou zijn voor het gebied. Ook het Waterschap Limburg heeft in haar ontwerpbesluit watervergunning herinrichting Raam en Vetpeel duidelijk gesteld dat het niet de bedoeling is dat het Lossingwater in het Wijffelterbroek inundeert, ook niet via de route van de oude loop van de Raam.

---- 17 a): Aangezien inundatie door beekwater niet gewenst en niet gewild wordt, moet de tekst bij de eerste bullet op blz 31 verwijderd worden. Mogelijk kan het volstaan om het woord ‘beekwater’’ te vervangen door ‘gebiedseigen water’ (zie ook hieronder 17 b).

blz 5:

ad Bijlage 4: Resultaten hydrologisch modelonderzoek (LWRO)

In H3, ‘Ontwerp en effecten’ wordt bij 3.1 ‘Algemeen’, blz 9, verwezen naar het ‘Herinrichtingsplan Raam Klimaatbuffer Wijffelterbroek en Vetpeel’, Kurstjens Ecologisch Adviesbureau, 8 juni 2017.

---- 18: Het herinrichtingsplan van Kurstjens opnemen bij de stukken en behandelen in de ‘Toelichting’.

ad punt 3.2 ‘Ontwerp’, blz. 10: “voor piekafvoeren blijven de gedempte Vetpeel/Raam beschikbaar want die zullen na demping inklinken tot een brede ondiepe bedding.”

Zoals op deze manier geformuleerd zaait deze zin veel verwarring! Zoals reeds opgemerkt is het uitdrukkelijk níet de bedoeling dat de gedempte bedding van de Oude Raam gaat functioneren als ‘bypass’ van de Nieuwe Raam voor landbouwwater. (zie bijlage 3 Watervergunning, en Bell Hullenaar 2011). Het is wél de bedoeling dat gebiedseigen water gebufferd wordt waarna het, indien nodig, geleidelijk afgevoerd zou moeten kunnen worden. Dat dit ook als zodanig bedoeld wordt blijkt verder uit het gestelde in de tweede zin van ‘mitigatie’ op blz 16 over de ‘Hertenkamp’: “De continue peilstijging en de daardoor verhoogde grondwaterstanden kunnen in potentie een zodanige overlast vormen dat geadviseerd wordt om de Vetpeellossing en de Raam niet meteen geheel te dempen”.

---- 17 b): toevoegen achter ‘beschikbaar’: “voor afvoer en buffering van gebiedseigen water”. Het gestelde bij punt 17 a): ‘beekwater’ vervangen door ‘gebiedseigen water’ volstaat waarschijnlijk als mogelijke verbetering.

Ook op blz. 10 wordt bij ‘Dimensionering profiel’ een schematische weergave van het dwarsprofiel van de omleiding gegeven (figuur 11). Deze weergave toont een stijl profiel met een enigszins ecologisch randje. Aangevraagd is echter een stijl profiel (zie Watervergunning bijlage 2 Memo blz 6 figuur 4). Gewenst in goudgroene natuur is een wezenlijk ecologisch profiel. (zie art 10.7.1  sub c  Regels bestemmingsplan:    “het gewijzigde profiel dient een gunstige positie te bieden voor de ontwikkeling van natuurwaarden”.

Een dergelijk profiel is bovendien wenselijk voor de landbouw, omdat er dan in de beek bij piekafvoeren water gebufferd kan worden. Dit onder voorwaarden dat het beekwater niet inundeert in het natuurgebied. De beslissing over een ecologisch profiel laat het Waterschap Limburg op dit moment over aan eigenaar en/of aan de vergunningverlener voor het bestemmingsplan; gem. Weert dus.

---- 19 : Het is gewenst dat de gemeente slechts onder voorwaarde van een ecologisch profiel positief beslist voor de omgevingsvergunning voor de Nieuwe Raam.

(Door dit punt op deze plaats uit te werken wordt ook gevolg gegeven aan punt 10.)

Bij punt 4 ‘Conclusies’ 5e bullet op blz 20 blijkt de verwarring over welk water waar mag stromen bij piekafvoeren zelfs bij de schrijvers van het stuk te spelen. De tekst luidt: “Inundatie van beekwater in het Wijffelterbroek is onvermijdelijk bij extreme piekafvoeren.” Bedoeld wordt gebiedseigen water. Zoals reeds behandeld mag er onder geen voorwaarde beekwater in het Wijffelterbroek komen.

De tekeningen als bijlage op de laatste twee bladzijden van het Hydrologisch modelonderzoek LWRO geven duidelijk aan dat het voorliggende plan ‘Wijffelterbroek en Vetpeel’ slechts een onderdeel is van een veel omvattender plan. Zoals ook reeds opgemerkt wordt hier helaas geen verdere toelichting en uitwerking van gegeven. (zie punt 1)

blz 32 Toelichting: 4.7. Archeologie en cultuurhistorie: 

ad punt H 4.7.1: Archeologie (blz 32)

Hier wordt vermeld dat er door RAAP een archeologisch onderzoek is uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek worden kort en onduidelijk weergegeven. De conclusie is dat: “er geadviseerd wordt om géén archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven”.

Daarbij wordt gesteld dat: “Indien echter bij graafwerkzaamheden archeologische resten worden gevonden, dan geldt een meldplicht bij het bevoegd gezag; de gemeente Weert dus.” “De gemeente dient te besluiten over het vrijgeven van de locatie”.                                                                           

blz 6:

Met de conclusie om geen archeologisch ‘vervolgonderzoek’ uit te voeren, zijn wij het niet eens. Zie in verdergaande.

ad punt H 4.7.2: cultuurhistorie (blz 33)

Over de Lossing wordt gesteld dat “de ‘mogelijkheid’ bestaat dat er een oude stenen trog in de Lossing ligt. Met een dergelijk historisch relict wordt met de werkzaamheden rekening gehouden”. Een dergelijke opmerking is te abstract, te vrijblijvend en geeft te weinig garanties (zie ook punt 4 en 5 over het exacte tracé van de Weerter- / Bocholterbeek).

---- 20: Onderzocht moet worden wat de precieze historische betekenis is van ‘de oude stenen trog in de Lossing’.

---- 21: Als onderdeel van het (ontwerp) bestemmingsplan zal er een plan op tafel moeten komen waarin exact is uitgewerkt hoe de cultuurhistorische relicten veilig gesteld kunnen worden.

De Lossing ligt op Belgisch grondgebied. Het is dus uiteindelijk aan de Belgen om in relatie tot de trog passende maatregelen te nemen. Gezien de belangrijkheid van de beek voor de cultuurhistorie van Weert en Bocholt, is het voor de hand liggend om hierin samen te werken met de Belgen. Omdat het echter vooralsnog gaat om een vooral Nederlands project, mag juist aan Nederlandse zijde passende inspanningen gevraagd worden voor onderzoek, veiligstelling en behoud van de trog.

---- 21: Als onderdeel van punt 21 zal uitgewerkt moeten worden hoe de samenwerking met de Belgen geregeld is.

Over de Weerterbeek wordt vervolgens nog gezegd dat, samengevat: “gemeente Weert naast het onderhavige initiatief voornemens is om de Weerterbeek terug te laten komen in het landschap. In het plan wordt ruimte gereserveerd om het initiatief van de gemeente niet te hinderen. Meegedacht wordt tevens over de mogelijke invulling van het historische tracé in het landschap.”

Ook deze formulering is wel heel erg vrijblijvend. Dergelijke volzinnen wekken bovendien een verwachting die zonder concrete invulling tot een catastrofe kan leiden. Immers, op dit moment is de Nieuwe Raam gepland op de te verwachte locatie van de Bocholterbeek.

---- 22 Op de eerste plaats zal onderzocht moeten worden waar het historische tracé van de Bocholterbeek precies ligt.   

---- 23 Daarna zullen concrete beschermings- en conserveringsmaatregelen uitgewerkt moeten worden.

---- 24 Waarbij dan rekening gehouden kan worden met de verbeelding van het historische tracé in het landschap.

ad Bijlage 5; RAAP Archeologisch vooronderzoek: Omlegging Raam te Stramproy.

- De fout in de titel is storend en getuigt niet van gebiedskennis: de Raam ligt niet in Stramproy, maar in Altweerterheide; gemeente Weert. Deze fout wordt herhaald op blz 9: administratieve gegevens. 

In de samenvatting valt op (1e alinea), dat deze bijlage gemaakt is door ‘RAAP’, in opdracht van OmniVerde B.V. (maker van het (aanvullend) ecologisch onderzoek). OmniVerde handelt daarin naar het zich laat aanzien in opdracht van Kurstjens Ecologisch Adviesbureau, dat op haar beurt handelt in naam van Stichting Ark. Stichting Ark handelt weer als vertegenwoordiger van Vereniging Natuurmonumenten. Zodat de onderzoeksopdracht aan RAAP over vijf verschillende schijven loopt.

Daardoor zijn fouten te verwachten.

Naast de vijf genoemde organisaties hebben ook gemeente Weert (ontwerp besluit + project Bocholterbeek), BRO (Toelichting), het Waterschap Limburg (hydrologie en vergunningen) en LWRO (hydrologie) een forse inbreng gehad. Totaal dus 9 organisaties die een inbreng hebben gehad, plus nog   de organisaties aan Belgische kant (o.a. Natuurpunt, Heemkunde Bocholt. Gem. Bocholt, Waterschap)

- Vooruitlopend op onderstaande zou dit een goede verklaring kunnen zijn voor het verrichten van archeologisch onderzoek binnen een niet ter zake onderzoeksgebied en het níet verrichten van archeologisch onderzoek daar waar onderzoek wél noodzakelijk is.                                                                     

blz 7:

- Negen organisaties plus die aan Belgische kant, zonder goede coördinatie – hetgeen wel blijkt uit deze zienswijze - is een ondersteuning van het door ons gestelde in ons beroep tegen de waterschapsvergunning, nm. dat het Waterschap Limburg de coördinerende rol op zich zou moeten nemen.

1) bepaling van het archeologisch onderzoeksgebied:

In de tweede alinea van de samenvatting wordt gesteld dat: “volgens het vigerende bestemmingsplan alleen het noordelijke deelgebied een dubbelbestemming ‘waarde-archeologie’ heeft”. Daaruit wordt geconcludeerd dat: “het onderhavige onderzoek dan ook alleen betrekking heeft op dit deel van het plangebied”. Hierover wordt overigens gesteld dat er een hoge verwachting is voor off-site fenomenen uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd.

- De vraag is, of alleen vanuit het vigerende bestemmingsplan de conclusie getrokken mag worden dat slechts het noordelijk deelgebied onderwerp van onderzoek hoeft te zijn.

In feite komt RAAP zelf al met ontkrachtingen van dit uitgangspunt:

-- in de Toelichting punt H 4.7.1: Archeologie (blz 32) was al gesteld dat: “Indien echter bij graafwerkzaamheden archeologische resten worden gevonden, dan geldt een meldplicht bij het bevoegd gezag; de gemeente Weert dus.” “De gemeente dient te besluiten over het vrijgeven van de locatie”.

-- In de inleiding van de bijlage wordt op blz 5 dezelfde conclusie als vanuit het vigerende bestemmingsplan ook geconcludeerd vanuit de archeologische beleidskaart. Deze kaart blijkt dus ook criterium te zijn.

Uit deze kaart blijkt dat het voorliggende plangebied in de categorieën 5 en 6 valt. Categorie 5 kent een middelhoge archeologische verwachting; categorie 6 een lage archeologische verwachting. Waarna vervolgens geconcludeerd wordt dat: “in het onderzoeksgebied met categorie 5 alleen een bestaande sloot verdiept en mogelijk verbreed zal worden”. Waarna (alleen) deze sloot aangewezen wordt als onderwerp van onderzoek.

-- Bovendien wordt gesteld (blz 19 bijlage) dat er navraag is gedaan naar bekende archeologische gegevens uit andere bronnen.

Overigens: Gezien de uitkomst bv. t.a.v. de Bocholterbeek lijkt het bijna onwaarschijnlijk dat er navraag is gedaan. Bovendien had RAAP zelf meer ‘onderzoek’ kunnen doen in haar eigen archieven.

-- Ook vanuit de regels van het bestemmingsplan lijkt het niet vallen onder een archeologische onderzoeksplicht niet te betekenen dat een gebied geen onderwerp van onderzoek hoeft te zijn of kan zijn. Zowel bij de bestemming ‘bos’ als bij de bestemming ‘natuur’ staat dat de aangewezen gronden zijn bestemd voor: “instandhouding, herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden”(resp. art. 10.1.1. en art. 14.1.1.).

Conclusie 1:

Zodat, zodra er aanwijzingen zijn dat er archeologische gegevens verloren kunnen of zullen gaan bij de geplande werkzaamheden, er archeologisch onderzoek zal moeten plaatsvinden (met bijbehorend advies aan de overheden).

2) De ‘sloot’ als onderwerp van onderzoek:

De aanwijzing van de sloot als onderwerp van onderzoek is gebaseerd op de aanname dat deze sloot verdiept en verbreed zal worden. Dit is echter onjuist. Nergens in het voorliggende ontwerp bestemmingsplan, evenmin als in de watervergunning wordt hierover iets vermeld. We moeten er dan ook vanuit gaan, dat deze sloot niet verdiept of verbreed zal worden.

Conclusie 2:

Het gedane archeologische onderzoek in relatie tot de ‘sloot’ was niet ter zake.

blz 8:

Met ‘sloot’ wordt bedoeld de afvoer aan de westkant van de Vetpeelweg. Aan de oostkant van de Vetpeelweg ligt de 2e Zijtak of 2e Vetpeellossing vanaf de voormalige stortplaats Delbroek tot aan de Bocholterweg. Deze gaat onder de Bocholterweg door. Waarschijnlijk staan de afvoeren aan de oost en de westkant met elkaar in verbinding.

Het is dan ook waarschijnlijker dat de ‘sloot’ verondiept zou moeten worden, aangezien het de bedoeling is dat het Vetpeelgebied waterbuffer wordt. De afvoer van het water van de voormalige stort ‘Delbroek’ kan afgevoerd blijven worden aan de andere kant van de Vetpeelweg.

---- 25: Opnemen en uitwerken bij de hydrologische maatregelen dat de ‘sloot’ verondiept zal worden.

---- 26: Indien de sloot wordt gedempt met de aanwezige toplaag is het raadzaam te letten op archeologische artefacten.

3) Gewenste onderwerpen van archeologisch onderzoek

Bij het onderzoek in relatie tot de ‘sloot’ is over het hoofd gezien dat aan de ‘sloot’ meerdere onderzoeksonderwerpen gekoppeld zijn/waren:

a) De Oude Bocholterweg. Deze heeft ter plekke van de ‘sloot’ ongeveer op de plaats van de huidige Bocholterweg gelopen. De Oude Bocholterweg staat als historische weg aangegeven op de ‘Archeologische en Cultuurhistorische waardenkaart van Weert en Nederweert, zoals gemaakt door RAAP (rapport 1877). Raap had deze kaart moeten raadplegen.

b) De Bocholterbeek kruiste de ‘sloot’ hier op ongeveer twintig meters noordelijker. Deze historische beek staat niet op de Archeologische waardenkaart, maar ze staat op alle oude kaarten, zoals ook te zien is in het rapport zelf, nm. op blz. 22….

c1) De afwateringssloot in het midden van het Vetpeelgebied (haaks op ‘sloot’, in westelijke richting) had ook verdiept moeten worden indien de ‘sloot’ inderdaad verdiept had moeten worden. Hier ligt een archeologische vindplaats, categorie 4. Hier zou dus archeologisch onderzoek gewenst geweest zijn.

c2) Het is echter de bedoeling om de afwateringssloot in het midden van het Vetpeelgebied te dempen. Echter, ook in dat geval is archeologisch onderzoek gewenst in verband met de aangelegen vindplaats.

d) In het Vetpeelgebied moeten nog peilbuizen verwijderd worden (verplichting van het waterschap). Dit werk zal plaatsvinden binnen de archeologische vindplaats.

In relatie tot c en d wekt de opmerking op blz. 10 de nodige bevreemding: “voor de percelen ten westen van de sloot kon geen betredingsvergunning verkregen worden”. Immers, deze percelen zijn in eigendom bij hetzij Stichting Ark, hetzij bij Vereniging Natuurmonumenten. Óf deze organisaties erkennen hierdoor zelf dat de taurossen toch wel gevaarlijk zijn, óf RAAP heeft onvoldoende moeite gedaan.

Conclusie 3:

---- 27 : Indien toch níet wordt afgezien van het verdiepen van de ‘sloot’, dan blijven in relatie daarmee de punten a, b, c1 en d onderwerp van onderzoek (resp. de kruisingen met de Oude Bocholterweg en de Bocholterbeek, de verdieping van de middensloot in de Vetpeel en het verwijderen van de drainagebuizen).

---- 28 : Indien afgezien wordt van de ‘sloot’ als onderwerp van onderzoek, dan blijven de punten c2 en d overeind als onderwerp van onderzoek (resp. de verondieping van de middensloot en het verwijderen van de drainagebuizen).

4)  Het tracé van Bocholterbeek (en de Oude Bocholterweg) aan weerskanten van de grens met België.

Zoals al in voorgaande ter sprake gekomen, loopt het geplande tracé van de Nieuwe Raam daar over het tracé van de Bocholterbeek, evenals tegelijkertijd waarschijnlijk over het tracé van de Oude Bocholterweg (zie bovenstaande en de punten 4, 5, 12, 20, 21, 22, 23, 24 e.v.).

Waarbij het overigens punt van onderzoek zou kunnen zijn of de Oude Bocholterweg als route door het moeras op die plek al veel langer bestond, en verbeterd is bij de aanleg van de Bocholterbeek rond 1300.

blz 9 :

Omdat beiden bij de aanleg van de Nieuwe Raam - ter plekke bovendien met zandvang (dus verbreding van de beek) vergraven zullen worden, is archeologisch onderzoek noodzakelijk, minimaal ter vaststelling van het juiste tracé van beiden. Indien er relicten zullen worden aangetroffen, zullen deze in de bodem veilig gesteld moeten worden. Aan de hand van deze plaatsbepalingen zal pas vastgesteld kunnen worden waar de loop van de Nieuwe Raam zal kunnen worden gesitueerd.

Conclusie 4: Het tracé van de Bocholterbeek en de Oude Bocholterweg vanaf de aansluiting van de Lossing in België dient onderwerp te zijn van archeologisch onderzoek. Pas daarna kan de locatie van de Nieuwe Raam definitief worden vastgesteld.

Samenvatting en conclusies aan de hand van de punten:

1: Ontbrekende stukken:

---- Bell Hullenaar 2011: Ecohydrologische Systeemanalyse Grensoverschrijdend Natuurgebied Wijffelterbroek-Kettingdijk-Smeetshof.

---- Bijlage 2 van de Watervergunning; de Memo

---- Schets van een plan en de stand van zaken ten aanzien van de vergunningverlening voor het Belgische gedeelte van de Nieuwe Raam, inclusief de Natura 2000 vergunningen.

---- Van der Linden & Puts: Ecologische Quickscan

---- Kurstjens Ecologisch Adviesbureau 8 juni 2017: Herinrichtingsplan Raam, Klimaatbuffer Wijffelterbroek en Vetpeel.

Conclusie: Deze stukken voor belangstellenden ter beschikking stellen, bij voorkeur openbaar op ruimtelijke plannen.nl.

2: Het overkoepelend plan.

Het voorliggende plan is een onderdeel van een veel groter en omvattender plan. Ten aanzien van het plan zoals het nu voorligt wordt echter niet aangegeven hoe de plannen op elkaar zijn afgestemd.

Betreffende punten: 1a, 1b, 2 en 6

Conclusie: Afstemming op het basis plan is wezenlijk en moet ter complementering opgenomen worden in de ‘Toelichting’.

3: De juiste historische situatie van de natuur weergeven.

Wezenlijk voor zowel het basisplan als voor voorliggend plan is, dat de historische hydrologie zoveel mogelijk wordt hersteld ten bate van de klimaatbuffer. De historische situatie moet daarom juist worden weergegeven. Deze was ter plekke een moeras, c.q. doorstroommoeras.

Betreffend punten: 3a, 3b, 3c, 3d.

Conclusie: Het woord ‘broekbos’ in de teksten van het B&W-voorstel en ‘Toelichting ‘corrigeren’ in ‘doorstroommoeras’.

4: Ecologische oevers.

De oevers van de Nieuwe Raam zijn niet ecologisch geprofileerd. Het gaat hier echter om een ecologische beek in goudgroene natuur. Bovendien schept een ecologisch profiel meer mogelijkheden voor buffering in de beek van landbouwwater.

Betreffende punten: 9, 10 en 19.                                                                         

blz 10 :

Conclusie: Ecologische profilering van de Nieuwe Raam zou onderdeel moeten zijn van het voorliggende plan. Gem. Weert mag dit op basis van haar bestemmingsplan van Vereniging Natuurmonumenten verlangen.                         

5: Vergunningen in België.

De Nieuwe Raam vindt aansluiting op de Lossing op Belgisch grondgebied. Zodat er ook Belgische vergunningen noodzakelijk zijn voor het voorliggende plan. Het gaat dan zowel om vergunningen t.a.v. bestemmingsplan voor de waterloop, als om archeologisch vergunningen, als om natuurvergunningen waaronder de Natura 2000 vergunning. De stand van zaken hieromtrent is echter niet opgenomen in de voorliggende plannen.

Betreffende punten: 13, 14(a), en 21.

Conclusie: De stand van zaken met de verschillende vergunningen in België opnemen in de ‘Toelichting’.. 

6: Natura 2000.

Vanwege de Europese Natura 2000 wetgeving is het noodzakelijk om te bekijken in hoeverre er externe werking als gevolg van habitatwijziging is op de soorten en habitats van de omliggende Natura 2000 gebieden. Dit is niet gebeurd.

Betreffende punten: 14(a) en 14(b)

Conclusie: De externe werking van de habitatwijziging op de nabijgelegen N2000 gebieden alsnog opnemen in de ecologische onderzoeken t.a.v. het voorliggende plan.

7: Scheiding schoon gebiedseigen water en vervuild beekwater vanuit de Lossing.

Het water uit de Lossing is landbouwwater dat bovendien vervuild is met stoffen die afkomstig zijn van historische vervuilingen (Kempische zinkfabrieken). Zowel voor de natuur als voor de waterhuishouding mag dergelijk water absoluut nóóit in het natuurgebied c.q. in de waterbuffer terecht komen. Dit wordt in de onderliggende stukken weliswaar erkend, maar wordt niet overal duidelijk en consequent genoeg uitgewerkt.

Betreffende punten: 7. 16. 17a, 17b en 25

Conclusie: De scheiding van gebiedseigen water en landbouwwater moet in het B&W voorstel en in de ‘Toelichting’ consequenter uitgewerkt worden.  

8: Aanvullend hydrologisch onderzoek.

In het Vetpeelgebied is de eigendomssituatie veranderd. Deze heeft (positieve) gevolgen voor de bufferfunctie van het gebied.

Verder bestaat er in het voorliggende LWRO onderzoek (bijlage 4) onduidelijkheid over of de ‘sloot’ tussen het Vetpeelgebied en de Vetpeelweg verdiept of juist (sterk) verondiept moet worden. (Sterk verondiepen lijkt in het kader van waterbuffering aan de orde.)

Het plan voor een ‘zandvang’ moet verder uitgewerkt worden.

Betreffende punten: 5, 16, 25, 27 en 28.

Conclusie: Er moet aanvullend onderzoek komen op het LWRO onderzoek ( bijlage 4) naar de gewenste hydrologische situatie in de Vetpeel

blz 11 :

9: Archeologisch onderzoek in het plangebied.

Zowel de Weerterbeek/Bocholterbeek alsmede de Oude Bocholterweg zijn historisch waardevolle tracés die dwars door het voorliggende plangebied lopen. Zoals de plannen nu voorliggen, komt een belangrijk gedeelte van het tracé van de Nieuwe Raam te liggen over het tracé van de Weerterbeek/Bocholterbeek, waarmee een belangrijke cultuurhistorische site verloren zou gaan.

Ook zullen er in het plangebied werkzaamheden gaan plaats vinden die een risico vormen voor archeologische vindplaatsen, dan wel die meer informatie over die vindplaatsen zullen kunnen opleveren (Vetpeelgebied). Desondanks komen de onderzoekers op basis van het bestemmingsplan tot het advies om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Om onduidelijke redenen is echter een niet ter zake gedeelte van het plangebied onderzocht.

Betreffende punten: 4,5,12.20,21,22,23,24,26,27,28 en de 4 conclusies ten aanzien van het RAAP rapport.

Conclusie: Dat er geen onderzoek naar belangrijke archeologische sites wordt uitgevoerd op basis van de inkleuring in het bestemmingsplan is onvoldoende argument. Omdat er wel degelijk hoog gespannen archeologische verwachtingen zijn, zal er binnen het kader van de bestemmingsplanwijziging onderzoek gedaan moeten worden, zowel naar de tracés van de Weerterbeek/Bocholterbeek als naar de vindplaatsen in de Vetpeel.

Het gedane onderzoek is niet ter zake.

Er zal er een geheel nieuw archeologisch onderzoek moeten plaatsvinden.

Eindconclusie: het ontwerp bestemmingsplan is nog niet rijp voor behandeling (in de raad).

Aan een aantal punten uit de zienswijze zal relatief gemakkelijk kunnen worden voldaan omdat het gaat om tekstuele veranderingen of om aanvullingen met stukken die reeds voorhanden zijn. De punten waarvoor overleg tussen de betrokken partners nodig zal zijn, zullen al meer tijd kosten. Dat laatste geldt zeker voor de punten waarvoor nader onderzoek zal moeten worden gedaan. We denken daarbij met name aan het noodzakelijke archeologische onderzoek.

Alles bij elkaar komen we tot de conclusie dat het Ontwerp Bestemmingsplan nog niet rijp is voor behandeling in de raad.

Waarbij we willen opmerken dat men dit vanuit de gemeente ook zelf had kunnen of zelfs moeten ontdekken. Het ontbreken van stukken en onderzoeken is schrijnend.

Daarbij is het goed om zich te realiseren dat Stichting Ark al (of pas, in relatie tot hun opdracht vanuit de provincie) in 2016 begonnen is aan de opdracht. De Ecologische Werkgroep Weert Zuid heeft al in juli 2009 partijen bij elkaar geroepen. En de DLG is nog veel eerder begonnen met noodzakelijke grondaankopen.

Frans Smit, 5 mei 2021

Drs. Frans J.F. Smit, Delbroekweg Weert

in persoon en namens de Ecologische Werkgroep Weert Zuid.