Eindverslagen Flora inventarisaties CZW 2012 en 2013

Inhoud pagina

--- INVENTARISATIE ZWAKGEBUFFERDE POELEN BROEKBOS LOZERWEG WEERT (Noordelijke Poelenstrook)

--- Eindverslag flora inventarisaties CZW 2013.

    Bijlagen: huidig inrichtingsplan en de volledige Flora inventarisatielijst.

INVENTARISATIE ZWAKGEBUFFERDE POELEN BROEKBOS LOZERWEG WEERT

Inventarisatiewerkgroep Tungelroysebeek, 8 juli 2012

Ecologische Werkgroep Weert Zuid

Zaterdag 2 juni 2012 heeft onze flora inventarisatiegroep op verzoek van Stichting Groen Weert de poelen tussen de Lozerweg en de Centrale Zandwinning (CZW) geïnventariseerd. Speciaal werd ons gevraagd om naar de mogelijke verdrogingssituatie ten gevolge van de zandafgraving te kijken.

We waren met drie mensen, maar we hebben ons goed gered. Jos Kunnen heeft de streeplijsten ingevuld. Jac Janssen en ondergetekende zijn de struwelen ingedoken om de planten te kunnen benoemen. Met de hark is de waterflora naar de kant gehaald.

De poelen aan de Lozerweg zijn bijzondere poelen als gevolg van een bijzondere situatie ter plaatse. Door en onder de dijk kwelt kanaalwater het gebied in. Ondanks de vrij korte passage door en onder de dijk, worden er al veel verontreinigende stoffen uitgefilterd en vastgelegd. Toch blijft de samenstelling wezenlijk anders dan het gebiedseigen water. Het uittredende water is vooral harder: er zit vooral meer kalk in. Het water uit het kanaal is uiteindelijk afkomstig of in ieder geval gemengd met kalkrijk maaswater. Dat water botst tegen het gebiedseigen vrij zure water, en levert de biotoop op van de zogenaamde zwak gebufferde vennen. Zwak gebufferd betekent dat er permanent juist voldoende aanvoer van kalk is om het water slechts zwak zuur tot neutraal te houden. Dit is een unieke situatie die in onze streken eigenlijk langs het hele kanaal mogelijk is.

Plaats poelen. Situatie 8 april 2007. D.d. 31-12-2005 was de strook tussen de plas en het kanaal nog overal even breed.

Naar de floristische situatie van deze poelen en de verderop liggende vennen van de Kruispeel, is in 1997onderzoek gedaan door John Bruinsma en Floris Brekelmans. In 1999 zijn er enkele aanvullingen gedaan. In 2002 is het onderzoek gepubliceerd in het (Limburgse) Natuurhistorisch maandblad onder de titel "Watervegetaties ten zuidwesten van Weert, enige floristische en fysisch-chemische notities". (zie link:

Ik probeer in dit verslag aan te sluiten bij dit onderzoek.

John Bruinsma e.a. geven een nummering van 1 t/m 7 aan de poelen. Omdat de afscheidingen tussen de poelen tijdens onze inventarisatie nauwelijks zichtbaar waren, en waarschijnlijk ook niet van invloed op de flora, hebben wij de poelen behandeld als 3 poelen. Te weten: poel 1 + 2 zijnde de meest noordelijke poelen direct langs de Lozerweg, poel 3+4+7 de poelen een 20 meter van de weg af aan de noordkant van de Heihuisweg, en de poelen 5+6, de poelen aan de zuidkant van de Heihuisweg.

VERDROGING BEOORDEELD OP HET OOG.

Opgemerkt moet worden, dat we geïnventariseerd hebben op een moment dat het al een lange tijd droog tot erg droog voorjaarsweer was geweest.

De poelen 5+6 aan de zuidzijde van de Heihuisweg waren watervoerend. Ze staan in verbinding met een kwelafvoersloot naar Tungelroyse beek. Enige stroming vanuit de poelen leek aanwezig. Er was geen indicatie voor wateraanvoer vanuit het landbouwgebied.

De poelen aan de noordzijde van de Heihuisweg blijken aanzienlijk droger te staan.

De poelen 4+3+7 liggen een stuk van de dijk af, en stonden droog. Slechts poel 7 was nog vochtig.

De poelen 1+2 direct aan de dijk waren vochtig zonder water te voeren.

Opvallend is, dat in gebied waar de poelen liggen enorme greppels zijn gegraven, haaks op het kanaal. Dit geeft aan dat de kanaalstrook in het verleden drijfnat moet zijn geweest. De greppels zijn nu kurkdroog.

Overgang naar het nu hoger gelegen broekbos.
foto Gerard hendriks

Verdroogde poel nr 7, 22 mei 2012.
foto Gerard Hendriks

poel nr 5. foto Gerard Hendriks

poel nr 6. foto Gerard Hendriks.

Achter de strook (moeras)bos langs het kanaal is de grond ongeveer anderhalve meter afgegraven. De maaiveldhoogte ligt daar niet veel hoger dan het waterpeil van de zandwinningsplas. Omdat de dekzandlaag vrij steil is afgegraven, was tijdens de inventarisatie goed te zien dat er (kwel)water uittreedt uit de stijlkant. Zelfs in deze droge periode staat er daardoor ter plaatse water op het maaiveld van de oever van de plas. Er mag dan ook verondersteld worden dat er een water afvoerende en/of aanzuigende werking uitgaat van de zandafgraving. Er kan tegelijkertijd geconcludeerd worden, dat het gaat om redelijk grote hoeveelheden kanaalkwel.

(De waarneming van Stekelharig kransblad, Klein en Loos blaasjeskruid mogen overigens niet als definitief juist beschouwd worden. Voor deze soortgroepen is specifieke deskundigheid vereist. De graad van juistheid van de waarnemingen mag omschreven worden als zeer waarschijnlijk. John Bruinsma heeft toegezegd de waarnemingen op juistheid te controleren)

BIJZONDERE SOORTEN WAARGENOMEN IN 1997 /1999 EN VERDWENEN IN 2012

poel 5+6:       Gewoon Kransblad, a (aandacht)

poel 3(+4+7): Breekbaar kransblad, Z (zeldzaam),

                    Teer kransblad, a (aandacht),

            `       Knolrus, Drijvend fonteinkruid,

                     Kraaltjesglanswier, ZZZ (extreem zeldzaam).                      

                     Duizendknoopfonteinkruid, aa (aandachtssoort),

                     Waternavel, aa (aandachtsoort).

                     Kleinste Egelskop, RL (Rode lijst. Bedreigd)

Poel 1+2:       Breekbaar kransblad, Z (Zeldzaam),

                     Teer kransblad,

                      Duizendknoopfonteinkruid, aa (aandachtsoort)

                      Stijve moerasweegbree, RL (Rode lijst. Bedreigd),

                      Kleinste egelskop, RL (Rode lijst. Bedreigd)

Geconcludeerd mag worden, dat van de zeldzame soorten zoals aangetroffen in 1997 alleen Stekelharig kransblad zich heeft gehandhaafd. 

Conclusies vanuit de huidig aanwezige flora.

De aangetroffen soorten zijn merendeels de soorten van vochtige ruigten. Zelfs de soorten die specifiek zijn voor oevervegetaties zijn niet aanwezig, of zijn verspreid onderdeel van de algehele vegetatie. Als enige onderwaterplanten hebben zich in poel 5+6 Blaasjeskruid en Stekelharig Kransblad kunnen handhaven.

Als we de huidig aanwezige plantensoorten vergelijken met de soorten zoals aangetroffen in 1997, dan kan gesteld worden dat de kanaalstrook ter hoogte van de afgraving van de CZW aan verdroging onderhevig is.

Tegelijkertijd kan echter ook gesteld worden, dat uit de aanwezige flora blijkt dat aan de poelen al jarenlang geen onderhoud meer is gepleegd.

Ergens rond 2006 is de groep uit Nederweert gestopt met het openhouden van de poelen. Voor die tijd maaiden zij met jaarlijkse regelmaat de oevers, en kapten het hout dat de lichtinval in de poelen belemmerde. Hun onderhoudswerk is niet overgedragen. Ook de scouts van St Maarten zijn rond deze tijd zeer tegen hun zin gestopt met hun jaarlijkse onderhoud aan de poelen.

 - Voor poel 5+6 heeft het gebrek aan onderhoud geresulteerd in verbraming van de biotoop. Ook heeft het kappen van hout in onvoldoende mate voor vermindering van de bladinval gezorgd. In de poelen ligt een slecht verteerde bladlaag van ruim een halve meter. Hierboven stond tijdens onze inventarisatie ongeveer 10 à 15 cm water. Daarin zowel het Stekelharig Kransblad als het Klein- en Loos blaasjeskruid. Opvallend mooi zijn de Koningsvarens aan de kant van de akker.

Het -in fases - verwijderen van de bladlaag uit de poelen, een maaibeurt en een kapbeurt kunnen voor deze poelen een snelle verbetering opleveren.

- Dat laatste geldt zeer mogelijk ook voor de poelen 1+2. De basis van de poelen is de kanaalkwel. Mogelijk mede dankzij de snelle afvoer van water door de CZW afgraving, lijkt er ook een snelle aanvoer van kanaalkwel te zijn.

Opschonen, kappen en (ernaast) uitgraven lijkt de moeite waard. Stijve Moerasweegbree en Kleinste egelskop zijn zeker soorten die enige inspanning rechtvaardigen.

- De poel 4+3+7 ligt dichter bij de steile rand van de zandafgraving. Deze poel lijkt dan ook het meeste verdroogd. Echter, poel 7 is kennelijk voldoende watervoerend geweest om voor de aanwezigheid van Stekelharig kransblad zorg te kunnen dragen. De Gagel aan de kant van de CZW stond er goed bij. In de poel drie zegge soorten. Daarbij Snavelzegge, die met zijn voeten in het water moet staan. De Moeraszegge staat er prachtig manshoog bij. In deze omgeving geven deze soorten vaak aan dat de kwel tot dicht bij het maaiveld komt.

Ook hier kan met name verdieping van de poelen en een maaibeurt uitkomst brengen - in ieder geval tijdelijk.

Conclusie en Discussie

Er is een grote aanzuigende werking vanuit de CZW op de kanaalkwel in de hele rand van de zandwinningsplas. Voor de poelen 1+2 en de poelen 3+4+7 is deze aanzuiging te groot. Echter door maatregelen van onderhoud kan de bijzondere situatie geconserveerd worden totdat een goed totaalplan voor de gehele kanaalzone uitgevoerd kan worden. Mogelijk is misschien dat vooruitlopend daarop extra poelen worden aangelegd, die ook dieper zijn.

Voor definitieve maatregelen kunnen we denken aan een zorgvuldig uitgewerkt plan van bovenstaande. We kunnen daarbij ook denken aan het vertragen van de afvoer van de kanaalkwel, mogelijk via een waterkerende constructie.

Stichting Groen Weert vroeg ons oordeel voor het CZW gebied. Wij willen ons echter ook gaarne aansluiten bij de suggestie van John Bruinsma om gebruik te maken van de vele kilometers langs de Zuid Willemsvaart. Door over het hele traject op verschillende tijdstippen poelen te herstellen, aan te leggen en op te schonen kan een hele range op elkaar aansluitende zeldzame pionierssituaties met bijbehorende zeldzame biotopen ontstaan.

Zowel aan de ontwikkeling als aan de uitvoering van dergelijke plannen willen wij graag onze bijdrage leveren.

Ecologische Werkgroep Weert Zuid

Frans Smit

8 juli 2012

Eindverslag flora inventarisaties CZW 2013

inmiddeks verouderde luchtfoto. Klik op de foto voor vergroting.

Dit eindverslag kan tevens gezien worden als samenvatting van onze inventarisatieverslagen.

Aanbevelingen voor beheer en inrichting beschouwen wij als logisch gevolg van inventariseren.
 
 
De samenwerkingsrelatie:
Begin 2013 werd door Werner Mentens van Gem. Weert aan de Ecologische Werkgroep Weert Zuid gevraagd om mee te doen aan het Biodiversiteitsmeter project op de terreinen van de Centrale Zandwinning (CZW).
Dit project is een gezamenlijk initiatief van gemeente Weert en Kuypers Kessel B.V. Het bedrijf “Kuypers Kessel” wint zand op de CZW.
Vanuit Kuypers Kessel is de vraag ontstaan of het mogelijk is om ook al tijdens de werkzaamheden meer voor de natuur te doen. Daarnaast zoekt men naar mogelijkheden om door middel van extra detailmaatregelen de natuurwaarden van de eindinrichting te verhogen.
 
Grontmij Nederland B.V. is de trekker van het project “Biodiversiteitsmeter CZW”. Zij zijn de opstellers geweest van het globale herinrichtingsplan van het CZW terrein. Door hen is in eerdere fases van de werkzaamheden geïnventariseerd. Bij het project is ook het Europees Centrum voor Natuurbehoud (ECNC) betrokken. Vanuit beide organisaties wordt kennis ingebracht op ecologisch gebied en aanverwante terreinen.
 
De opzet van het project is om de plaatselijke natuurkenners en burgers bij het project te betrekken. Gezocht wordt uitdrukkelijk ook naar mogelijkheden om aan het project een educatieve functie te koppelen. Om die reden zijn ook IVN en NMC betrokken bij het overleg.
 
Alle reden dus voor de Ecologische Werkgroep Weert Zuid om aan dit project deel te willen nemen.
 
Lokatie
Het terrein van de Centrale Zandwinning ligt ten zuid-westen van Weert langs de Zuid Willemsvaart. Het terrein sluit direct aan op het recreatiebos "de IJzeren Man". De Herenvenneweg scheidt deze beide gebieden.  Aan de zuidkant  grenst het terrein (bijna) aan  "Beauchamps", dat zelf weer aan de Kruispeel grenst.  Aan de Oostkant wordt het CZW terrein begrensd door de Voorhoeveweg.
Het terrein ligt binnen de kilometerhokken: 172. 360 en 173. 360.  De Amersfoort coördinaat 173 snijdt het gebied als het ware in tweeën.
 
Onze kennis en inbreng:
Al in 2012 hadden we met onze (flora) Inventarisatiegroep Tungelroyse Beek op verzoek van Groen Weert de zwak gebufferde poelen in de verboste strook langs het kanaal geïnventariseerd. Met deze inventarisatie sloten we ons aan bij een onderzoek dat in 1997 gedaan is door John Bruinsma en Floris Brekelmans. Zie link: http://rg0.home.xs4all.nl/BWN/assets/2002_Bruinsma_WatervegetatiesWeert.pdf  

Het verslag van ons onderzoek op 2-6-2012 is op deze pagina te lezen.
Verder hadden enkele mensen van onze inventarisatiegroep enkele jaren geleden deelgenomen aan de bermen inventarisatie van Gem. Weert. In dit kader was ook de berm van de Voorhoeveweg geïnventariseerd.
 
Met de hierdoor opgedane kennis nam ik deel aan de eerste bijeenkomst van de werkgroep Biodiversiteitsmeter op 6 nov. 2012.
Hier heb ik voorgesteld om alvast gedurende de winter met onze Werk~groep Tungeler Wallen een begin te maken met beheerwerk aan de zwak gebufferde poelen. Ook zag ik mogelijkheden om aan de kant van de Voorhoeveweg meer ruimte te maken voor heide flora (heide en heischraal grasland). Deze flora was immer aanwezig gebleken bij de genoemde bermen-inventarisatie.
Op de vergadering van 8-1-2013 werd ons daarvoor alle medewerking toegezegd.
Ook stond men achter ons voorstel om met onze Inventarisatiegroep Tungelroyse Beek het gebied op flora te inventariseren.
De insectenwerkgroep van het IVN zou zich bezig gaan houden met de vlinders, libellen en waterbeestjes van het gebied.
 

foto Melanie Genuit

Onze beheerwerkzaamheden winter 2013:
Over medewerking hadden wij niet te klagen: wij kregen die van alle kanten. Jack Hendriks heeft samen met Harrie Vossen een drietal aan elkaar aansluitende poelen uitgemaaid. Samen met enkele mensen van de CZW  (in hun eigen tijd) hebben we daarna een aantal bomen weggezaagd. Een volgende poel is met de Werk~groep Tungeler Wallen opgeschoond.
Aan de kant van de Voorhoeveweg bleek het voor de Citaverde klas van Famke Weerts een prima educatieve bezigheid om met het wat lichtere zaagwerk kennis te maken. Wij hadden (net) voldoende mensen om de scholieren een tweetal malen zinvol te kunnen begeleiden. Dus ook daar is al in korte tijd veel werk verzet.
 
Half maart is - wettelijk vastgesteld - het winterwerk afgelopen.
En al op 6 april waren we de zwak gebufferde poelen aan het inventariseren. Maar toen was het eigenlijk nog wel erg koud.....
 
Inventariseren algemeen:
Ons plan was om het CZW terrein op te delen in vier gebieden. Het was de verwachting dat het ook vier verschillende biotopen waren: De bosstrook langs het kanaal met zijn zwak gebufferde poelen, de oevers van de grote plas, de kleine plas als geheel, en de heischrale strook langs de Voorhoeveweg. Gaandeweg bleek echter de oever van de grote plas aan de kant van het kanaal een aparte biotoop te hebben. Hier bleek de kanaalkwel van invloed. Evenals in de poelenstrook / moerasbos blijkt ook hier sprake te zijn van een zwak gebufferde biotoop, nu echter als oever. Technisch gezien bleek het nog mogelijk om de inventarisatieresultaten van de oevers uit te splitsen.
Zodat het terrein nu is opgedeeld in 5 gebieden.
 
Elk gebied is twee keer geïnventariseerd: een keer in het voorjaar, en een keer in de zomer. In totaal hebben we 11 maal geïnventariseerd voor de flora. Van al deze inventarisaties staat per datum een verslag op onze website. ( 6/4, 20/4, 4/5, 18/5, 13/7, 16/7, 27/7, 3/8, 10/8, 16/8, 24/8). Tezamen met dit eindverslag vormen deze verslagen het totale verslag.
Daarnaast hebben we met onze fotografen een keer speciaal op insecten geïnventariseerd (11/9).
 
We nemen aan dat we een redelijk kompleet plaatje hebben van de voorkomende plantensoorten. Voor het totale gebied hebben we 245 soorten gevonden. Dit is erg hoog. Volgens de indeling  van Spronk, Bruinsma en Lambert in de Atlas van de flora van Eindhoven (KNNV 2005)  zou dit aantal zelfs voor een volledig kilometerkok veel tot zeer veel zijn (blz.. 820). Het aantal gevonden Rode Lijst soorten is 8, en het aantal aandachtsoorten is 24.  Een vergelijking maken met een  volledig km. hok lijkt mij in de situatie van de CZW niet zinvol. Ik denk dat we uiterst tevreden moeten zijn met deze aantallen.
 
Educatief algemeen:
- om educatieve redenen is besloten om - ondanks de lengte - de volledige plantenlijst op onze website te plaatsen.
- Tijdens onze inventarisaties zijn er door Helma Tielemans veel foto's van de planten genomen. Op onze site staat een link naar ruim een honderdtal van deze foto's. Mensen die de planten aan de CZW willen leren kennen, kunnen deze foto's raadplegen. Ze hebben een goede kans dat het plantje dat ze op naam willen brengen bij de foto's staat. Klikken, en de naam komt tevoorschijn.


- Hoewel we niet gericht zijn op het inventariseren ervan, krijgen binnen onze groep ook insecten veel belangstelling. Van de insecten van de CZW staan er een aantal op onze site.
- Voor verdere vragen of rondleidingen op het gebied van planten kan men ons altijd benaderen.
(- iedereen kan deelnemen aan onze beheerwerkzaamheden)
(- ook gaan wij verder met de beheerwerkzaamheden met scholen)
 
Geomorfologie van het CZW terrein
Oftewel, de ontstaansgeschiedenis van het CZW terrein.
De meest opvallende gebeurtenis daarbij is natuurlijk de zandwinning. Het zand wordt opgezogen en afgevoerd. De bodemgesteldheid wordt daardoor anders en de waterhuishouding wordt anders.
De opbouw van de bodem zoals hij "altijd" was, kennen we: er wordt niet voor niets juist daar zand gewonnen. Aan de randen is de bodemopbouw nog zoals die altijd al was, d.w.z. vanaf de laatste ijstijd. Het hele gebied bestaat aan de oppervlakte uit dekzand, stuifzand uit de laatste ijstijd. Aan de kant van de Voorhoeveweg treffen we een hogere dekzandrug aan. Vandaar de hei, die er nog niet zo lang geleden was. Aan de kant van de Herenvenneweg is het dekzand aangeplant met Grove Den, productiebos ten bate van de mijnbouw. Langs het kanaal -de "poelenstrook"-  ligt het dekzand lager. Het is daardoor - en dankzij de kanaalkwel - dan ook natter. Aan de kant van de Heihuisweg is de dekzandlaag afgegraven, mede in het kader van natuurherstel. Nu zijn daar de kleine plassen.
Wat het voor floristen lastig maar ook spannend maakt, is, dat er vervolgens zand, grond en mogelijk slib is ingebracht. Het gat van de zandwinning wordt anders te diep en te stijl en dus te gevaarlijk. Bovendien zijn er dan nauwelijks natuurwaarden. Wij weten slechts globaal welke grond is aangevoerd; We weten dat er grond van de herinrichting van de Tungelroyse Beek naartoe is gebracht. We weten dat er kanaalslib naartoe is gebracht, en we weten dat er grond van het venherstel van het Sarsven naartoe is gebracht. Of er vanaf nog meer locaties grond naar de CZW plas is gebracht, weten we niet. Ook weten we niet welke grond waar ligt en in hoeverre het met elkaar gemengd is.
We hebben natuurlijk wel een visie op het inbrengen van gebiedsvreemde grond. Verontreinigde grond zou niet in de plas gestort mogen worden. En gezien de oorspronkelijke biotopen en onze hooggespannen verwachtingen daarover, willen we het gebied ook graag voedselarm houden. Zodat dus ook de grond die ingebracht wordt voedselarm zou moeten zijn.
Wat het spannend maakt is, dat we als floristen niet weten wat we zullen aantreffen.
Maar andersom, als we eenmaal planten aangetroffen hebben, kunnen we alsnog veel zeggen over de grond waarop ze groeien. En niet te vergeten: over de waterhuishouding ter plaatse.  Aan waterplanten kunnen we bovendien veel zien over de gesteldheid van het water.

droge poel met Moeraszegge

DE DEELGEBIEDEN
 
A: De Poelenstrook:
In de verboste strook langs het kanaal hebben we 110 soorten geteld. Hiervan drie RL (Rode Lijst) soorten: Gagel, Kruipende (of Stijve) moerasweegbree en Hangende Zegge. Gagel is een beschermde soort. Hangende zegge is in wezen een Zuid Limburgse soort. Deze is hier waarschijnlijk met tuinafval terecht  gekomen, maar de plant handhaaft zich. Bij onze opschoon werkzaamheden hebben wij veel Stijve of Kruipende moerasweegbree aangetroffen. Tijdens onze inventarisaties waren de poelen opgedroogd, en hebben wij de soort(en) niet meer teruggevonden. Wel hebben we nog twee soorten Kranswieren terug kunnen vinden. Kranswieren worden niet opgenomen op de Floron flora lijsten. Ze zijn hier echter zeer indicatief.
We troffen een negental aandachtsoorten aan uit verschillende biotopen: van Struikheide tot Bosbies, en van Koningsvaren tot Hulst.
 
Conclusies:
Opvallend voor deze strook is zijn veelheid aan soorten en biotopen. Nog steeds zijn er enkele erg zeldzame soorten aanwezig van de zwak gebufferde meer nutriëntrijke biotoop. In het zeer recente verleden zijn er meer bijzondere soorten van deze biotoop gevonden. Volop potenties dus, maar tegelijkertijd is het hier een allegaartje van soorten. Verdroging en verwaarlozing speelt hier een grote rol in (overgangsbiotopen).
 
Aanbevelingen poelenstrook:
- Onderzoek is gewenst naar de doorlaatbaarheid van de bodem voor het kwelwater vanuit het kanaal. Een minder snelle doorstroming naar de oevers van de grote plas zou gewenst zijn. Om gepaste maatregelen te kunnen nemen is meer kennis van de bodemopbouw noodzakelijk. Onderzoeken in deze zouden kunnen aansluiten bij de onderzoeken die gedaan zijn in verband met de nieuwe damwandprofielen in het kanaal ter hoogte van de aangelegen N2000 gebieden.
- Zonder op de uitslag van het onderzoek te wachten, kan in de strook alvast gewerkt worden aan het achterstallige onderhoud. De aanwezige poelen zouden gefaseerd uitgediept kunnen worden. Aanvullend zouden nieuwe en diepere poelen gegraven kunnen worden. Bomen die zorgen voor bladinval en lichtvermindering zouden gekapt kunnen worden.
De werkzaamheden zouden gedaan kunnen worden door vrijwilligers, maar er moet rekening mee gehouden worden dat er niet voldoende vrijwilligers voor op de been gebracht kunnen worden.
 

Struikheide

E: Voorhoeveheide:
Op de strook tussen de plas en de Voorhoeveweg zochten we naar soorten die zouden wijzen op de heide die hier nog niet zo lang geleden is geweest. We telden hier 85 soorten, waarvan "alleen" het Dwergviltkruid als RL soort. Wel vijf aa soorten, waaronder Struikhei en Hazenpootje. Maar ook soorten als Fijn schapengras (veel), Schapenzuring,  Zandmuur, gewone brem en Driekleurig viooltje wijzen op de hei of heischraal grasland.
 
Conclusies:
Enkele soorten die behoren bij droge hei of heischraal grasland zijn nog aanwezig. Een ontwikkeling in die richting lijkt dan ook de aangewezen richting van deze strook.
 
Aanbevelingen Voorhoeveheide:
- doorgaan met het uitdunnen en/of verwijderen of van het aangeplante bosplantsoen. Gestreefd kan worden naar een golvende rand waarin de beshoudende struiken in principe gespaard worden.
Dit project lijkt  geschikt als educatief project (schoolklassen).
- daar waar de strook al langer geleden is aangeplant met productiebos van Grove den, zal de Amerikaanse vogelkers verwijderd moeten worden.
- aan te bevelen is, om het productiebos (zichzelf) om te (laten) vormen naar een gelaagd bos, zowel qua grootte als qua leeftijdsopbouw. Groepenkap - flinke plekken volledig kappen - is hiervoor een beter middel dan uitdunnen. Immers, pas dan zullen ook pionierssoorten als Grove den een eerlijke kans krijgen.
 
 
Bijlage:
Een volledig overzicht van de gevonden 245 soorten.
We beperken ons op de site tot het volledige overzicht volgens Floron, zonder dit in deellijsten verder uit te splitsen. Uitsplitsingen zijn op aanvraag aanwezig van: Beschermde soorten (B), Rode-lijstsoorten (RL), Typische soorten (voor biotopen) (t), Habitatrichtlijnsoorten (h), Doelsoorten (d) en (overige) abundantiesoorten (a).
De abundantiesoorten - soorten waarvan het raadzaam is om telgegevens op te nemen - worden vaak ook aandachtsoorten (aa) genoemd, afgekort als a. Wij gebruiken de afkorting aa, omdat de bij niet-flora inventarisatiegegevens de a vaak staat voor "algemeen". Bij ons dus niet zeker niet !
 
Bijlage: kaart gebied.
 
Frans Smit
24 nov 2013
Ecologische Werkgroep Weert Zuid

Moerashertshooi. foto Helma Tielemans

B: De Oever van de Grote plas achter de poelenstrook:
Deze oever hebben we geïnventariseerd tot en met de steilkant. Bij het bord van de biodiversiteitsmeter is er geen duidelijke scheiding tussen oever en droog, zodat er ook soorten op de lijst staan die bij meer droog horen. In totaal kwamen we op 80 soorten. Daarvan 4 RL soorten: Moerashertshooi, Kruipende moerasweegbree, Pilvaren, Kleine zonnedauw. Ten aanzien van Kleine zonnedauw moet opgemerkt worden dat het hier gaat om verplaatsingen van elders op het terrein. Het betreft hier immers een beschermde soort. Ook onder de aandachtsoorten (10) spectaculaire verschijningen als (bloeiend) Loos blaasjeskruid, Liggend hertshooi, Slijkgroen en hele weides met Naaldwaterbies.  Het benoemen van deze biotoop levert minder moeilijkheden op. We signaleren bv, ook Knolrus, Veelstengelige waterbies en Duizendknoop fonteinkruid. En dan hebben we inmiddels een behoorlijk aantal typische soorten opgenoemd van het Oeverkruidverbond,  het verbond van de zwak gebufferde milieus. Hiervan zijn er 5 op de Floronlijst als zodanig aangegeven.
 
Conclusies:
Alle tekenen wijzen erop dat zich hier de zeer bijzondere biotoop van de zwak gebufferde vennen aan het ontwikkelen is. Deze ontwikkeling zou verder verstevigd moeten worden. Verbossing zou vermeden moeten worden.
 
Aanbevelingen oever achter de poelenstrook:
- Belangrijk bij de biotoop van de zwak gebufferde vennen is, dat deze in de zomerperiode droog zou moeten komen te vallen. De hoogtes van de nieuw aan te brengen taluds zou hieraan moeten voldoen. De huidige met bomen aangeplante armen ("schiereilanden") zouden met bijna een meter afgevlakt kunnen worden tot ongeveer iets hoger dan hoogte laagste zomerpeil van de plas.
- Misschien zou de drempel in de huidig aanwezige slurf iets opgehoogd kunnen worden in verband met het droogvallen (peilen meten!).
 
C: Overige oevers Grote plas (of Blauwe meer of Heihuisplas)
Hier telden we 85 soorten. Moeraswolfsklauw bleef hier de enige RL soort. We vonden het aan de ondiepe hoek van de plas, waar de Heihuisweg zich om de plas heen buigt. Verwonderlijk is, dat we de zeldzame begeleiders die we meestal bij deze soort aantreffen hier niet hebben gevonden.  Uit het monitoringsverslag van de Grontmij, Eindhoven 13 dec. 2012 (ontvangen 12-07-2013), begrijp ik, dat dit stuk van de plas geen opgevulde uitbaggering is, maar een afgraving, bedoeld als natuurherstel. Vooralsnog is voor ons de kale vondst van Moeraswolfsklauw geen aanleiding om van deze hoek een apart inventarisatie-deelgebied te maken. 
De a soorten langs de oevers vormden in de zomer een prachtig kleurenpalet. Wat te denken van weelderig bloeiend Rood Guichelheil naast Gewone Kattenstaarten en enorm uitgegroeide Kluwenzuring. Even verderop een grote plek Koningskaars. De biotoop doet sterk denken aan de oevers van de grote rivieren. Niet zo verwonderlijk, het is hier een pionierssituatie, en mogelijk is de opgebrachte grond soms lemig.
 
Conclusies:
De huidige oeverflora laat zien dat er velerlei prachtige pionierssituaties mogelijk zijn. Door deze bloemenpracht wordt ook de niet-florist natuurliefhebber.
 
Aanbevelingen overige oevers:
- De prachtige oeverbegroeiingen zouden verstevigd kunnen worden door de oevers af te schuinen. Ook als tijdelijke maatregel is er hierdoor veel winst te behalen.
- De uitvoering  van de afgraving aan de uitloop van de plas aan de kant van de Heihuisweg, bedoeld als natuurherstel, zou beter uitgewerkt moeten worden. Als we Moeraswolfsklauw als een voorbode willen zien van zwak gebufferd ven-milieu, dan zouden hiervoor meer aanpassingen gedaan kunnen worden. Droogvallen in de zomer zou dan de hoogte van het maaiveld moeten bepalen. Een drempel als verbinding met de Grote plas zou daarvan een onderdeel kunnen zijn. Afschuiving van de hoge oevers ook.
- Er is gepraat over een grind eiland. Dit zou in het midden van bedoelde drempel gesitueerd kunnen worden. Immers, in de zomer is het broedseizoen voorbij, en hoeft het tijdelijk geen eiland te zijn.
- Een gedeelte van het gebied zou i.v.m. amfibieën visvrij ingericht kunnen worden: d.w.z. geen open verbinding hebben met de plas, en 's zomers kunnen droogvallen.
- Aan de Voorhoeweg zijn de oevers hoog en stijl, en is het water diep. Deze situatie is levensgevaarlijk. Opspuiting zou aan deze situatie een eind moeten maken. Deze maatregel is overigens ter vergadering al toegezegd.
Daarna kunnen we bekijken wat we met de steilrand kunnen doen.
 
D: Kleine plas
Hier konden we ons weer verbazen. Van de 90 soorten die we er telden waren er drie RL: Moerashertshooi, Moeraswolfsklauw en hogerop Dwergviltkruid. Van het droge gedeelte mogen als aa soorten nog genoemd worden Hazenpootje en Mottenkruid. Vooral interessant waren echter de oevers van de plas en de drooggevallen gedeeltes. Hier opvallend veel Bleekgele Droogbloem en Naaldwaterbies. In de hoek vooraan mogen we ook wel eens een mos noemen: Gewoon haarmos, weelderig groeiend en prachtig bloeiend. Hier ook Grote wederik en het reeds genoemde Moerashertshooi. En dat is opmerkelijk, want samen met Naaldwaterbies, Knolrus en Veelstengelige waterbies, komen we  op vier soorten van het Oeverkruidverbond, waarvan twee typische soorten volgens de Floronlijst. Deze soorten beperken zich overigens alleen tot deze hoek. Ze geven aan dat er hier kwel optreedt, waardoor een zwakke buffering ontstaat. We zullen deze ontwikkeling goed volgen.
 
Conclusies:
Het lijkt erop dat ook hier een ontwikkeling richting zwak gebufferd ven milieu mogelijk is. We zien deze ontwikkeling echter slechts in een hoek. Mogelijk speelt hierbij een rol dat de verrijking vanuit omliggend landbouwgebied de overhand krijgt.
 
Aanbevelingen Kleine plas:
- de ondiepte in het midden van de plas valt 's zomers droog. Gemotoriseerde vehikels kunnen vanaf de oever de plaat oprijden. Iets dieper maken ter plekke van de oprit, zodat er ook 's zomers water blijft staan, zal dat belemmeren.
- ergens een visvrije poel maken. Nu is het zo dat aan de achterkant een diepe geul ligt. Omdat deze nooit droogvalt, zal vis zich altijd in deze plas kunnen handhaven. Waar vis zit, kunnen zich amfibieën niet of nauwelijks ontwikkelen. Een van de plas afgescheiden gedeelte dat tegen het einde van de zomer droogvalt, zou daarin wel kunnen voorzien.